Het AVONDMAAL
En Jezus nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is Mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om Mij te gedenken.’ Zo nam Hij na de maaltijd ook de beker, en zei: ‘Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door Mijn bloed gesloten wordt’.
Deelhebben aan het Avondmaal is een centraal gebeuren in de navolging van Jezus, een hoogtepunt in onze eenheid met God en met elkaar. Het is een herdenken van Jezus’ offerdood, de inleiding van het Nieuwe Verbond. De eerste christenen vierden het iedere dag, zoals we in Handelingen kunnen lezen:
Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Bij ons is het meer een symbolische plechtigheid geworden.
Er is veel te vinden in de Bijbel over Brood en Wijn en de symbolische betekenis ervan.
De eerste keer dat we het tegenkomen is na een strijd van Abraham tegen vijandige koningen die o.a. Lot gevangen hadden genomen:
En Melchisedek, de koning van Salem (Jeruzalem), liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste, en sprak een zegen over Abram uit: ‘Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Schepper van hemel en aarde. Gezegend zij God, de Allerhoogste: uw vijanden leverde Hij aan u uit.’ Abram gaf aan Melchisedek een tiende van wat hij had heroverd.
Een bijzondere gebeurtenis en een opmerkelijke persoon die Melchisedek; hij lijkt zelfs boven Abraham te staan, maar er wordt verder niets over hem verteld. Jezus wordt later in het NT met hem vergeleken.
Het Oude Verbond
Het oude verbond is gesloten op de Sinaï tussen God en zijn volk Israël, 3300 jaar geleden. Mozes ontving op deze berg de tien geboden en de vele voorschriften en aanwijzingen, ook voor de offerdiensten in de tempel. Het Oude Verbond hield in dat de mensen de wetten moesten gehoorzamen en dat God hen dan als zijn volk zou zegenen. Maar Israël was niet gehoorzaam. Door de mond van de profeten Jeremia en Ezechiël kondigde God een Nieuw verbond aan:
De dag zal komen – spreekt Jahweh – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan Ik met hun voorouders sloot toen Ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze Mij toebehoorden – spreekt Jahweh. Maar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt Jahweh: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: Leer Jahweh kennen, want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt Jahweh. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.
En met Jezus is dat Nieuwe Verbond ingegaan, de avond van het laatste avondmaal voor zijn dood samen met zijn discipelen.
Het laatste avondmaal
Jezus had Zijn leerlingen, op de reis naar Jeruzalem, verschillende malen verteld wat Hem daar te wachten zou staan. Het was niet tot hen doorgedrongen. Waarschijnlijk hebben ze wel een toenemende spanning en dreiging gevoeld in de stad. De manier waarop Jezus Petrus en Johannes er op uit stuurt om het Pascha, het joodse paasmaal, voor te bereiden is tekenend:
Ga naar de stad. Daar zal een man die een kruik water draagt jullie tegemoet komen; volg hem, en wanneer hij ergens binnengaat, moeten jullie tegen de heer des huizes zeggen: De Meester vraagt: ‘Waar is het gastenvertrek waar ik met mijn leerlingen het pesachmaal kan eten?
Niemand wist van tevoren waar Hij het Pascha zou vieren, ook Judas niet.
Petrus en Johannes, de apostelen die het dichtste bij Jezus stonden, maakten de maal klaar. Volgens Joodse traditie bestond de hoofdmaaltijd uit lamsgebraad, ongedesemde broden en bittere kruiden; het heeft allemaal een betekenis. Deze joodse feestdag wordt het feest van het Ongedesemde brood genoemd.
De tijd van de maaltijd brak aan.
De apostelen kwamen binnen. De vrouwen, andere discipelen en slaven waren er niet bij om de voeten te wassen en hen te bedienen. Ze waren verbijsterd toen Jezus ineens de plaats van een slaaf innam en hen de voeten begon te wassen, iets dat zelfs niet van Joodse slaven verwacht kon worden.
Daarna gingen ze aanliggen en Jezus sprak:
Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van Mijn lijden aanbreekt. Want ik zeg jullie: Ik zal geen pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.
Vurig had Jezus naar deze maaltijd verlangd. Er moet veel in Hem omgegaan zijn die avond. Judas, waar Hij van hield – zoals van ieder ander – zou Hem deze nacht verraden. De andere discipelen zouden Hem verlaten en door een heel moeilijke tijd moeten gaan. Jezus zelf moest zich laten vullen met iets wat Hij verafschuwde: de zonde van ons allemaal. Zo zou Hij die zonde mee de dood in moeten sleuren. Even zou de Vader Hem moeten verlaten, iets wat Jezus nooit meegemaakt had en wat Hem hevig beangstigde.
Maar zoals een vrucht zijn heerlijke sappen geeft als hij uitgeperst wordt, zo kwam bij Jezus al zijn liefde voor Zijn Vader en voor ons tevoorschijn die avond en de volgende dag.
Hij bereidde Zijn discipelen voor met vele woorden en Hij sprak niet meer in beelden maar opende heel Zijn hart tijdens de maaltijd.
Alles wat Hij die avond gezegd heeft kunnen we terugvinden in het evangelie van Johannes, hoofdstuk 15-16. In hoofdstuk 17 zien wij Hem Zijn hart bij zijn Vader uitstorten. Daarna volgt Zijn arrestatie.
De dag daarna gaf Hij zijn leven, een graankorrel die stierf, openbrak, en heel veel vrucht, heel veel nieuw leven zou voortbrengen.
Het Pascha
Het is niet toevallig dat Jezus het Avondmaal instelde tijdens het joodse Pascha. Dit oorspronkelijke feest was in feite een voorafspiegeling van wat God door Jezus zou gaan doen.
Het Pascha is ingesteld op de laatste avond dat de Joden als slaven in Egypte waren, vlak voor hun grote uittocht (dat is te lezen in het 12e hoofdstuk van het boek Exodus). Zo stelde Jezus het Avondmaal in op de avond kort voordat Zijn volgelingen tot echte bekering zouden komen en bevrijd zouden worden uit “Egypte, het land van de zonde”. Deze wedergeboorte werd mogelijk doordat Jezus Zijn bloed zou laten vloeien en uit de doden zou opstaan.
De nacht vóór hun uittocht moesten de joden een éénjarig, gaaf, mannelijk lam slachten. Ze moesten het braden en eten, maar het bloed moesten ze buiten aan de deurpost strijken. Hierdoor zouden zij beschermd zijn tegen de verderfengel die alle eerstgeborenen van het mannelijke geslacht in Egypte zou doden.
Jezus, het Lam van God, werd geslacht en door Zijn bloed aan de deurpost van onze ziel te strijken gaat de satan – het oordeel van God – aan ons voorbij. De satan kan dan niets meer omdat er al bloed gevloeid heeft voor onze zonde. Hij heeft in feite geen recht meer op wie dan ook, maar wij moeten wel dat bloed tussen hem en ons strijken.
Er moest ook brood gebakken worden: ongezuurd brood, dat wil zeggen dat er geen zuurdeeg bij te pas kwam om het te laten rijzen.
‘Ik ben het levende brood’ zegt Jezus – ongezuurd: zonder zonde.
Verder werden er bittere kruiden gebruikt – het hele gebeuren was met een blij vooruitzicht, maar toch doordrenkt van bitter lijden.
Het Brood
Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, had God gezegd tegen Adam, na diens zonde. Vanaf deze tijd was brood het belangrijkste voedingsmiddel.
In onze tijd gebruiken wij meestal gist om het brood te laten rijzen; zuurdesem was vroeger het enige bekende middel. Nadat het deeg gekneed was, werd er een klein gedeelte van het deeg opzij gelegd om door het volgende deeg gekneed worden, en zo iedere keer door.
Zoals we straks al zagen, was het ongedesemd brood wat Jezus brak en uitdeelde.
Dat God de Joden toentertijd gebood ongedesemde broden te bakken voor hun uittocht had dus een geestelijke betekenis. Zuurdeeg is in de Bijbel vaak het beeld van de zonde dat alles doorzuurt. En dat oude zuurdeeg moest in het land van de zonde achterblijven. Ze moesten helemaal opnieuw beginnen. In zijn eerste brief aan de Korintiërs, spreekt Paulus hier rechtstreeks over: Doe de oude desem weg en wees als nieuw deeg. U bent immers als ongedesemd brood omdat ons Pesachlam, Christus, is geslacht. Laten we daarom het feest niet vieren met de oude desem van kwaad en ontucht, maar met het ongedesemde brood van reinheid en waarheid.
Jezus’ lichaam was ongezuurd, onaangetast door de zonde. Hij was rein. Wie het oude zuurdeeg van de zonde wegdoet mag Jezus tot zich nemen, het ongedesemde brood van reinheid en waarheid – dus als je werkelijk gestopt bent met de zonde of je hele hart erop gezet hebt om te stoppen.
En Hij nam een brood, sprak het dankgebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Dit is Mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt.
Het pesachmaal dat de joden al eeuwenlang ieder jaar als herdenking van de uittocht uit Egypte aten, bestond onder andere uit 3 matzes die op elkaar gelegd werden. De Messiasbelijdende Joden leggen dat uit als een beeld van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. De middelste matze, die de Zoon van God voorstelt, werd gebroken. En dat deed Jezus die avond.
…en Hij gaf het aan Zijn leerlingen met de woorden: ‘Neemt, eet, dat is Mijn lichaam’.
Er is in het boek Exodus een duidelijk beeld te vinden dat naar Jezus wijst, dat vinden we in hoofdstuk 16. In vers 4 lezen we: Jahweh zei tegen Mozes: ‘Ik zal voor jullie brood uit de hemel laten regenen.‘ Het manna. Veertig jaren lang hebben ze dit gegeten.
Jezus zelf haalt dit gebeuren aan als Hij zegt: Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn zij gestorven. Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven.
Nadat het volk al enige jaren van het manna geleefd had, sprak Mozes uit wat de reden was geweest dat God hen eerst honger had laten lijden en hen daarna het manna had gegeven: ‘Zo maakte hij u duidelijk dat een mens niet leeft van brood alleen, maar van alles wat de mond van Jahweh voortbrengt.’ God wilde ze laten beseffen dat ze ook geestelijk voedsel nodig hadden.
Als wij dan in het begin van het evangelie van Johannes lezen dat Jezus zelf het woord van God is, dan gaan we die verwijzing van toen naar Jezus nog beter begrijpen.
Maar wie zou verwacht hebben dat God Zijn eigen Zoon tot voedsel zou geven? Hoe moeten wij dat verstaan?
Als wij honger hebben eten wij brood (of iets anders); dat vult onze maag en versterkt ons gestel. Maar we kennen ook geestelijke honger: honger naar liefde, rechtvaardigheid, rust en geborgenheid, honger naar leiding, kennis, een doel, zuiverheid, geluk, enz.
We kunnen die honger wat stillen met allerlei geestelijke lectuur, ideologieën, met allerlei relaties, of met drugs, geld, televisie, enz, enz. Maar wat wij nodig hebben is Iemand die van ons houdt, ons leidt en ons gelukkig maakt.
Ik ben het brood dat leven geeft, zegt Jezus.
Wie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.
Wat een ongelofelijke belofte!
Waar je ook naar verlangt – Jezus is het antwoord hierop. Werkelijk waar. En als wij dat niet ervaren, komt dat omdat wij nog niet hebben leren eten. Wij eten vaak zo af en toen een kruimeltje omdat we over het algemeen niet beseffen wat God voor ons wil en kan betekenen, hier en nu, en daardoor hebben we weinig hoop op Hem, zijn we nauwelijks open om te kunnen ontvangen.
Luister aandachtig naar Mij, en je zult ruimschoots te eten hebben en genieten van een overvloedig maal. Leen Mij je oor en kom bij Mij, luister, en je zult leven. Ik sluit met jullie een eeuwigdurend verbond, als bevestiging van mijn liefde voor David. Dit profeteerde Jesaja eeuwen voor deze avond van het Avondmaal.
Er zijn ook verlangens die door Jezus niet bevredigd worden. Dat zijn vaak verkeerde verlangens, die af moeten sterven. Of het zijn verlangens die wel goed zijn, maar betere verlangens in de weg staan. Wat verkeerd is daar zal Hij ons van bevrijden.
Als wij besloten hebben om onze zelfzucht vaarwel te zeggen en op te groeien tot zonen van God, dan wordt het woord van God, de Bijbel, één grote broodmaaltijd, die ons voedt en maakt tot volwaardige, volwassen kinderen van God, en tot bruikbare knechten in Zijn dienst.
Jezus brak het brood toen Hij het uitdeelde.
Jezus wordt ons brood, maar het kost Hem wat. Hij brak het. Hij brak Zichzelf. Hij brak Zichzelf door voortdurende zelfverloochening, om voor God en voor ons te kunnen leven.
Hij brak door de vervolging en haat van de wereld. Hij liet Zich breken uit liefde voor ons. Hij liet Zich breken om Zich uit te kunnen delen aan ons. Jezus heeft volmaakt geleefd, maar als Hij uiteindelijk aan het kruis niet gebroken was, hadden wij er niets aan gehad. Wat een God !
De Wijn
‘Ik ben de ware wijnstok’, zegt Jezus.
De vrucht van de wijnstok is druiven. Van druiven wordt wijn gemaakt. Zoals brood het belangrijkste voedingsmiddel was, zo was wijn de belangrijkste drank. Als wij aan wijn denken dan denken wij aan een lekker drankje waar je dronken van kunt worden. Maar wat in de Bijbel wijn genoemd wordt, was vaak gewoon druivensap dat ingedikt in wijnzakken bewaard werd en soms (hooguit) 4% alcohol kon bevatten.
Dit is Mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt – dit sprak Hij toen Hij de derde beker van het pesachmaal doorgaf (in totaal zijn er 4): de beker van dankzegging of de beker van verlossing.
Er staat in de Bijbel veel over het bloed van Jezus. En in het Oude Testament zijn er veel verwijzingen naar dit bloed dat zou gaan vloeien, o.a. in het boek Leviticus:
Zonder het vergieten van bloed is er geen vergeving. Daar is dus geen ontkomen aan. Hier staat eigenlijk: Wie zondigt moet dat met zijn bloed bekopen, met zijn ziel, want de ziel is in het bloed zegt de Bijbel. Dus op zonde staat de doodstraf – de eeuwige dood – hoe klein de bedreven zonde ook is. Want niets of niemand die duisternis in zich heeft kan bij Hem komen of blijven. Zo heilig en rechtvaardig is God.
Een verschrikkelijk probleem, want wie wil niet terug naar Huis, daar waar liefde, rust, rechtvaardigheid is?
Vlak voor de uittocht uit Egypte, bij de instelling van het joodse paasfeest, laat God al iets van zijn liefdevolle natuur zien.
Later, in de woestijn, gaf God zijn volk allerlei wetten. Hij gaf hen ook de mogelijkheid om in geval van ‘lichte’ zonden een ‘zondebok’ te slachten. De zondaar moest dan zijn handen op de bok leggen zodat zijn zonden op het dier overgingen, en het dier werd in zijn plaats gedood of de woestijn in gestuurd.
Daar is het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt, riep Johannes de Doper, en wees naar Jezus. Hij was gekomen om vrijwillig zondebok te zijn; alle zonden van de hele wereld zouden op Hem gelegd worden.
Zijn bloed heeft gevloeid aan het kruis. En ieder dat offer accepteert krijgt dat bloed als het ware aan de deurpost van zijn ziel gestreken. De satan verliest zo het eigendomsrecht over je, en Gods oordeel, de veroordeling van de zondaar, gaat dan aan je voorbij. Je bent dan gekocht met het Bloed van Jezus, zoals de Bijbel dat zegt, en schoongewassen van alle schuld.
Het Verbond
Als wij het Avondmaal vieren, vieren wij het verbond tussen God en ons. Zijn deel van het verbond is Zijn liefde en genade en het werk van de heilige Geest in ons, en van onze kant is het vertrouwen en overgave.
Door deel te hebben aan Jezus’ lichaam en bloed worden wij één met Hem. Zoals Jezus zegt: Wie Mijn lichaam eet en Mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik blijf in hem, en De levende Vader heeft Mij gezonden, en Ik leef door de Vader; zo zal wie Mij eet, leven door Mij.
Het is dus van levensbelang om deel te hebben aan het Avondmaal of Eucharistie. Maar het heeft wel consequenties. Paulus zegt: Maakt het brood dat wij breken ons niet één met het lichaam van Christus? Het lichaam van Christus is gebroken; als wij gemeenschap met Zijn lichaam hebben, dan hebben wij gemeenschap met een gebroken lichaam. Dat wil zeggen dat wij ook deel zullen krijgen aan de vervolgingen die Hij heeft moeten ondergaan, het lijden dat Hij heeft moeten verduren.
Verder zegt Paulus: Omdat het één brood is zijn wij, hoewel met velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood.
Dus als wij aan de ‘maaltijd des Heren’ gaan, dan verbinden wij ons zeer duidelijk aan elkaar. Daar mag absoluut geen sprake zijn van vrijblijvendheid. Want zoals het gewone lichaam zeer sterk op zijn delen betrokken is, zo wordt iedereen die deel heeft aan het Avondmaal verantwoordelijk voor elkaar.
Als wij daar niet toe bereid zijn, wordt het deel hebben aan het Avondmaal een aanfluiting.
Maakt de beker waarvoor wij God loven en danken ons niet één met het bloed van Christus? Dat is toch iets wat ongelofelijk veel dankbaarheid oproept, die onverdiende goedheid die Jezus ons aanbiedt. Deelhebben aan de wijn wil zeggen dat wij niet meer proberen de hemel met onze ‘goedheid’ te verdienen, maar dat wij erkennen dat wij, wat de liefde betreft, nietsnutten zijn en Jezus’ offer – zijn bloed – wel heel hard nodig hebben.
Dan zeg je niet meer tot God: ‘ik doe mijn best’, maar dan zeg je: ‘heb genade’, en die houding zal je naar volmaaktheid toe laten groeien want dan gaat God Zelf in je aan het werk, in plaats van je goeie wil alleen.
Dat was ook de belofte van het Nieuwe Verbond: God zou Zelf de wet in ons binnenste schrijven, dat wil zeggen dat Hij ons zo maakt dat wij van harte het goede doen, dat Hij zijn Geest in ons binnenste zal geven en dat iedereen Hem persoonlijk zou kennen, en dat Hij ons zou vergeven.
Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten – spreekt Jahweh: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: Leer Jahweh kennen, want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al – spreekt Jahweh. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan, profeteerde Jeremia.
Er is niets wat de satan zo haat als het bloed van Christus. In Openbaringen van Johannes staat: Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen.
Doordat wij zondigen worden wij automatisch eigendom van de duivel. Maar …U bent geslacht en met Uw bloed hebt U voor God mensen gekocht uit alle landen en volken. Nu zijn wij dan eigendom van Jezus.
Gemeenschap hebben met het bloed is een onmisbaar deel van het Avondmaal; het is de basis van onze vriendschap met God.
En wie zo een verbond met God is aangegaan is ook een verbond met alle anderen aangegaan die deel hebben aan Jezus.
In de tempel hing een groot kleed waarachter de allerheiligste plaats was waar God Zelf verbleef. Alleen de hogepriester mocht daar eenmaal per jaar komen. Toen Jezus stierf scheurde dat voorhangsel van boven naar beneden. Door Jezus’ bloed werd de doorgang tot God voor iedereen vrij.
Wie mag eraan deelhebben?
Niet iedereen. Alleen zij die zichzelf helemaal aan God overgegeven hebben en, voor zover zij dat konden, gebroken hebben met de zonde. Het is bedoeld voor de kinderen van God die besloten hebben Jezus te volgen. Maar zelfs als wij kinderen van God zijn, moeten wij nog voorzichtig zijn.
Paulus zegt:
Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer. Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en uit de beker drinkt, want wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf. Daarom zijn er onder u veel zwakke en zieke mensen en zijn er al velen onder u gestorven.
Dat klinkt niet mis. We zijn geneigd te denken: dat valt wel mee. Maar het valt niet mee. We kunnen in de Bijbel lezen dat zieke christenen in de eerste gemeente een zeldzaam verschijnsel waren. Tegenwoordig is dat beslist niet zeldzaam. Het is niet altijd de schuld van de zieke zelf, maar het hele Lichaam van Christus loopt mank door onze nalatigheden. Als je bijvoorbeeld ruzie met iemand hebt, haat, ergernis of wat dan ook, dan mag je geen deel hebben aan deze maaltijd voordat je je verzoend hebt. Of zelfs als iemand iets tegen je heeft, moet je eerst naar hem of haar toe gaan. En als dat niet direct kan, in ieder geval voornemen om het bij de eerste de beste gelegenheid te doen.
Er zijn mensen die het Avondmaal nemen of te communie gaan en in hun leven niet bij God raad zoeken, maar bij waarzeggende of spiritistische geesten, of andere orakels (zoals bijvoorbeeld astrologie).
Anderen knoeien op seksueel gebied, bedrinken zich of nemen andere drugs. Paulus schrijft ook hierover:
U kunt niet drinken uit de beker van de Heer en ook uit die van demonen, u kunt niet deelnemen aan de maaltijd van de Heer en ook aan die van demonen. Of willen we de Heer tergen? Zijn we soms sterker dan Hij?
En we prikkelen Hem inderdaad tot jaloezie als we raad, bescherming, leiding, aandacht bij anderen halen in plaats bij de levende God.
Als je verlangen hebt om bij Jezus te horen, als je Hem liefhebt en je naaste ook, als je verlangt naar Zijn vergeving en kracht wilt ontvangen om Hem te kunnen volgen, dan mag je in volle vrijheid meedoen.
Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.
Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent,
zal Ik bij Hem binnenkomen en maaltijd
met hem houden en hij met Mij.