Onzichtbare vijanden
‘s Avonds laat, toen de zon al was ondergegaan, brachten de mensen alle zieken en bezetenen naar Hem toe; alle inwoners van de stad hadden zich bij de deur van het huis verzameld. Hij genas vele zieken van allerlei kwalen en Hij dreef veel demonen uit… (Markus 1 vers 32-34)
en iets verder staat er:
In heel Galilea verkondigde Hij het goede nieuws in de synagogen en dreef Hij demonen uit.
In het evangelie van Markus zien we dat het eerste wonder dat Jezus deed een bevrijding van een demon was. En daarna de genezing van de schoonmoeder van Petrus. En voor haar huis gebeurde dus wat we net lazen.
Opvallend hè, in vers 32 staat er dat ze kwamen toen het al donker was. Uit schaamte? Ze wilden misschien stiekem komen zodat de anderen het niet zagen, maar er staat dat alle inwoners van de stad er waren. Komische situatie. Schijnbaar hadden wel erg veel mensen last van ziekten en demonen. We zien in de evangeliën Jezus vaak juist op dit punt helpen.
Als je deze passage leest, besef je direct al het grote cultuurverschil tussen die tijd en onze tijd hier in West-Europa. Zij schreven veel problemen toe aan demonen. En je leest niet dat Jezus ze corrigeert. Er staat dat Hij veel demonen uitdreef. Dus Jezus was het met die diagnose eens.
Zeg dat maar eens tegen een dokter: ik denk dat mijn depressie en rugpijn door een demon komt. Hij zou je dan waarschijnlijk naar een psychiater verwijzen. En die gaat je dan als godsdienstwaanzinnige bestempelen en om te beginnen pillen voorschrijven.
In Handelingen 10 vers 38 gaf Petrus een samenvatting van het leven van Jezus tegenover Cornelius met familie en vrienden – de eerste heidenen die zich bekeerden – en zei:
God had Jezus van Nazareth met de heilige Geest gezalfd en met kracht bekleed. Hij trok als weldoener door het land en genas iedereen die in de macht van de duivel was.
In deze tekst zie je dat het probleem van ziekten en demonen als het ware op één hoop wordt gegooid en samengevat met de zin dat ze door de duivel overweldigd/overheerst waren. Dus hier zegt Petrus duidelijk dat ziekten en bezetenheid dezelfde bron hebben.
Eigenlijk is het Nederlandse woord ‘bezeten zijn’ wat te sterk uitgedrukt. Het oorspronkelijke woord betekent meer zoiets als ‘gekweld worden’ (gedemoniseerd). Want helemaal in bezit heeft een geest je nooit of heel zelden, je hebt altijd nog de keuze om naar het licht te gaan of om je in het donker te verstoppen. Maar in ieder geval wil het zeggen dat de duivel in die mensen voor een flink stuk de baas speelt. En dat resulteert dus in allerlei geestelijke stoornissen en ziekten en andere problemen. Dan kun je zien hoe ziek die wezens in feite zelf zijn.
In onze cultuur hebben we nauwelijks een antenne voor de geestelijke wereld. We leggen veel problemen mentaal of lichamelijk uit zonder besef van die realiteit. En dan wordt zo’n opmerking van Paulus problematisch voor ons, namelijk daar waar hij zegt dat wij te strijden hebben tegen geestelijke machten. Als je ze niet ziet, niet voelt of niet gevoelig bent voor openbaringen van de Geest, dan heb je een probleem. Maar daar kunnen we elkaar dan weer bij helpen.
We hebben Gods Woord en weten op grond daarvan eigenlijk wel hoe alles in elkaar steekt, tenminste als je Gods woord echt gelooft. Maar dan moeten we natuurlijk nog streven naar het onderscheid van geesten.
Het is trouwens niet altijd moeilijk om te onderscheiden of we het met boze geesten te maken hebben of niet.
Een heel simpel voorbeeldje: Merk je soms dat je helemaal geen zin hebt om naar een dienst te gaan, maar dan ook echt helemaal niet. En dan ga je toch en ervaar je juist die keer een heel bijzondere en bemoedigende zalving. Wie of wat neemt vooraf die zin weg om te gaan?
Demonen hebben dus niet alleen invloed op onze gedachten maar ook op onze gevoelens en kunnen ons bijvoorbeeld ook een pesthumeur bezorgen.
Een ander voorbeeld: Iemand vertelde laatst dat ze vurig voor een zieke hadden gebeden en dat daarna de ziekte ineens erger werd en zelfs bleef. Dan weet je ook dat je te maken hebt met een boze geest die niet los wil laten en extra boos wordt. Ik heb zelf ook vaak ervaren dat problemen of ziekten ineens heftiger werden als ik ervoor bad of aansprak. En dan heb je dus een geestelijke strijd uit te vechten. In die strijd is het belangrijk om Gods Woord te belijden, de boze geest te commanderen en eventueel te onderzoeken waarom die geest niet loslaat. Het kan door een zonde komen, daarom zegt Jakobus ook dat we elkaar onze zonden moeten belijden zodat we genezing kunnen ontvangen (dat wil natuurlijk niet zeggen dat alle ziekten door zonden worden veroorzaakt).
Of: we hebben eens voor vrouw gebeden die zware astma had. In haar geval was de ziekte verbonden met een boze geest. Tijdens het gebed werd duidelijk dat die geest wel weg wilde maar dat hij vast zat in een spleet. Toen werd ons duidelijk dat hij vastzat in de bitterheid van de vrouw. Twee jaar later overwon zij die bitterheid en toen was ook de astma weg uit haar leven.
Iets anders wat zegeningen kunnen blokkeren zijn bepaalde voorwerpen in huis of bepaalde sieraden die je draagt.
Ik was in een fabriek aan het werk toen ik ineens een flinke koorts kreeg. Ik ging naar huis en liet een oudste komen om voor me te bidden. Hij wees mij op een poster aan de muur die ik net gekocht had en die niet deugde. Dat had ik eerst niet door maar toen hij mij erop wees, zag ik het. Ik heb die verbrand en datzelfde uur was de koorts weg.
Verkeerde voorwerpen hebben bijvoorbeeld te maken met andere godsdiensten en met occultisme. Denk bijvoorbeeld aan boeken of bepaalde muziek. God heeft ons zelfs een keer gewezen op een voorwerp dat mijn vrouw met Sinterklaas had gekregen, maar niet uit liefde maar met een hatelijke ondertoon. God bepaalde ons erbij dat weg te doen. Het is goed om je eigen huis goed te onderzoeken en te reinigen, zelfs van die zogenaamde boeddhabeeldjes, al heb je die van je liefste tante gekregen.
Er zijn natuurlijk nog een heleboel voorbeelden te geven waaraan je merkt dat demonen actief zijn. Paulus zegt in de brief aan de Efeziërs (6:11): Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel.
Hoe vaak gebruikt de duivel listen tegen ons? Eén keer per jaar of één keer per maand of één keer per week of een paar keer per dag? Ik denk dat het laatste het dichtst in de buurt komt. Het is een continue strijd, in onze gedachten, in onze gevoelens, tegen allerlei verleidingen en listen.
Als we zien hoe vaak er in het evangelie gesproken wordt over Jezus die demonen uitdreef, dan is dat zeker iets om heel serieus te nemen. In die tijd hadden mensen veel eerder door wanneer ze met zulke wezens te maken hadden. Maar daar kun je ook in doorschieten, maar daar hoeven we in de meeste kerken voorlopig niet bang voor te zijn.
In het evangelie worden meerdere gevallen van ziekte beschreven die door demonen waren veroorzaakt, zoals doofheid, blindheid, stomheid, epileptische aanvallen en een kromme rug zelfs. Bij dat laatste gaan we toch niet gauw aan een demon denken. Laten we dat verhaal eens lezen (in Lucas 13:10-13):
Hij gaf op sabbat onderricht in een synagoge. Er was daar ook een vrouw die al achttien jaar bezeten was door een geest die haar ziek maakte. Ze was helemaal krom en kon met geen mogelijkheid rechtop staan. Toen Jezus haar zag, riep Hij haar bij zich en zei tegen haar: ‘U bent verlost van uw ziekte,’ en Hij legde haar de handen op. Meteen ging ze rechtop staan en loofde God.
Daarom is het goed om in geval van ziekte altijd even te checken of een demon een rol speelt. Je kunt door eigen stommiteit, door zonde of gewoon door pech ziekten oplopen, maar het kunnen ook aanvallen zijn omdat je een gevaar bent voor de tegenstander, bijvoorbeeld omdat je veel aan voorbede of evangelisatie doet. Hij probeert je dan te intimideren en te verzwakken.
Vaak hoef je je in de strijd tegen boze geesten trouwens helemaal niet speciaal op hun te richten. Als je liefhebt, de Heer prijst en blij bent, daar worden die lui misselijk van, dan verzwak je ze al. Of door het Woord van God te belijden, ook zingend, en met geloof natuurlijk, dan beven ze. Of zoals iemand zei: als je de vuilnis in je leven opruimt dan blijven de ratten vanzelf weg. Dat is zeker een belangrijk aspect, dan verdwijnen er al een stel. Maar er zijn ook ratten die kaas en brood en alles wat wij lekker vinden ook lekker vinden. Sommige ratten moet je echt apart vangen. En je hebt soms ook met ‘ratten‘ te maken die zich niet zozeer aan mensen hechten, maar aan bepaalde plaatsen.
Je kunt er zeker van zijn dat als er conflicten en onbegrip in een huwelijk zijn, dat de duivel een handje komt helpen, maar dan de verkeerde kant op. De beste manier om hem dan te bestrijden is door samen voor God op de knieën te gaan en dan direct ook te vragen of God de invloed van de tegenstander uit het conflict weg wil nemen. De satan wil conflicten en blaast de boel op, hij wil onrust, iemand in een kwaad daglicht stellen, veroordelen, enzovoort. Door daar niet in mee te gaan, strijd je ook tegen boze geesten.
De duivel kan heel goed opschieten met ons vlees, onze zelfzuchtige natuur. Daarom zegt het Woord dat we ons vlees moeten kruisigen, want daaruit komen de hartstochten en boze begeerten en zo. Daarom vindt de duivel het ook helemaal niet leuk als we gaan vasten, want door onze geest te trainen in gezag over het lichaam neemt ons gezag tegenover hem toe.
Efeziërs 4:26-27 zegt: Als u boos wordt, zondig dan niet: laat de zon niet ondergaan over uw boosheid, geef de duivel geen kans.
En dat geldt ook in het algemeen: als je toegeeft aan je vlees, wint de satan terrein. Demonen voelen zich thuis bij zonde. En een zonde die veel aantrekkingskracht voor ze heeft is zich overgeven aan drugs en seksuele viezigheid. Dus gehoorzaamheid aan God houdt al een stel demonen op afstand, maar er zijn ook zwaardere jongens, zoals demonen die families aanvallen of kerkgemeenschappen of streken en landen.
In 1 Tim. 4:1 staat bijvoorbeeld:
Maar de Geest zegt nadrukkelijk dat in de eindtijd sommigen het geloof zullen verlaten, doordat ze luisteren naar dwaalgeesten en naar wat demonen hun leren.
Hier heb je dus te maken met de wat zwaardere jongens.
Een heel machtig wapen tegen de tegenstander is gebed en lofprijzing en onderlinge liefde. Daarom zegt het Woord ook dat we samen moeten komen, de onderlinge samenkomsten niet moeten verzuimen. Het aantal engelen is veel groter dan het aantal demonen en ze zijn ook krachtiger. Maar engelen komen in beweging naar de mate dat wij tot God bidden. De tegenstander gooit de putten van levend water dicht, zet er bewakers neer die intimideren, verwarring stichten, ook theologisch, zodat wij niet de volle zegen kunnen heroveren en in de kracht van Jezus komen te staan. De tegenstander is taai, maar wij moeten taaier zijn.
Het gebeurt vaker dat je ergens mee worstelt en dan ontdek je dat iemand anders ook een soortgelijk probleem heeft en als je dan verder gaat navragen, ontdek je dat er nog veel meer zijn. Dan heb je dus niet te maken met een individuele aanval, waar het eerst op leek, maar met iets groters. Daarom is het ook goed om samen te komen.
De strijd tegen demonen zou je zo kunnen samenvatten:
- zelfverloochening, niet uit zelfzucht leven maar uit liefde
- het Woord lezen en bestuderen, geloven en gehoorzamen
- veel en gericht samen bidden en God enthousiast prijzen
- blij zijn, en natuurlijk niet bang zijn
- en op zijn tijd heel gericht persoonlijk demonen aanvallen en ze gebieden in de naam van Jezus te wijken.
We zien in kerkgemeenten dat problemen vaker blijven hangen, zoals ziekten. Het is een goede zaak om God ernstig te bidden voor openbaringen en onderscheid van geesten zodat onze gebeden effectief kunnen zijn en wij zien waar de vijand zit en hoe we moeten bidden en handelen. Daarbij is de doop in de heilige Geest en het gebruik van de gaven van de Geest onmisbaar.